Aelmere

De Romeinse schrijver Tacitus vertelt dat Germanicus, de zoon van Drusus, onder meer over het Flevo Lacus, een binnenmeer in het hart van het huidige Nederland, naar de Eems voer. In de Middeleeuwen is het Flevomeer uitgegroeid tot het Almere. Deze naam komen we voor het eerst tegen in een levensverhaal over Bonifatius die, alvorens hij in 754 bij Dokkum vermoord werd, over het Aelmere (palingmeer) voer. In het goederenregister van de Utrechtse Sint Maartenskerk wordt de naam Almere tweemaal genoemd. In de 8e eeuw probeerde Willebrord vanuit Utrecht het christendom te verspreiden. De bisschop van Utrecht moet in verband met aanvallen van de Vikingen, naar het klooster Sint Odiliënberg bij Roermond vluchten. Hij neemt het archief met schenkingsoorkonden mee zodat de kerk, als de kust weer veilig is, haar bezit kan opeisen. Deze gegevens worden, met andere data, in de 10de eeuw verwerkt in een goederenregister dat deel uitmaakt van het Cartularium Radbodi.

Tussen de 12ste en 16de eeuw verdwenen veel gebieden onder water en kwam het Almere in open verbinding met de zee te staan. In plaats van Almere wordt dan de naam Zuiderzee gebruikt.

In dit register komt de naam Almere tweemaal voor. Dat het hier echt handelt over het gebied dat nu Almere heet kan geconcludeerd worden uit het feit dat het dichtbij Nifterlaca (de Vechtstreek) ligt.

De gemeente Almere reikt jaarlijks de Bonifatius-speld uit aan particulieren of instanties, die zich in bijzondere mate hebben ingezet voor de stad Almere.